Van poepdoping hebben we vast het laatste nog niet van gehoord

#WoordVanDeWeek

Deze column verscheen gisteren op DeMorgen.be

Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: poepdoping.

 Kakdoping! Het woord is u misschien al ontsnapt wanneer alweer een wielrenner op zijn communiezieltje zwoer dat hij zero komma zero procent verboden middeltjes had gespoten of geslikt, maar er nadien toch stront aan de knikker bleek te zijn. Vanaf nu kunt u ‘kakdoping’ echter ook in de letterlijke betekenis gebruiken. In onze media krijgt het fenomeen vooralsnog ­weinig aandacht (toch wat verbazend in wielergek Vlaanderen) maar poepdoping zou weleens the next big thing kunnen zijn.

Ik gebruik liever ‘poepdoping’ dan ‘kakdoping’ omdat, geef toe, de eerste term wat deftiger klinkt, en ‘poop doping’ ook de benaming is die wordt gebruikt in een artikel dat ik er dinsdag in The Washington Post over las. Lauren Peterson, hoofd van het Jackson Laboratory for Genomic Medicine, stelt dat alle écht goede wielrenners — eliterenners, zeg maar ­— in hun darmflora een bacterie hebben die ‘gewone’ wielrenners niet hebben. Die vaststelling en vergelijking kun je volgens haar uitbreiden naar alle top- versus gewone atleten: de meest succesvolle atleten beschikken over het micro-organisme Prevotella, dat vermoedelijk een rol speelt bij spierherstel. Wie geen Prevotella heeft, presteert minder goed.

Peterson, microbiologe en zelf amateur-mountainbiker, stelde de voordelen van Prevotella proefondervindelijk het eerst bij zichzelf vast. Zij had de Prevotella-bacterie niet en had last van darmklachten sinds ze op haar elfde de ziekte van Lyme opliep. Meer energie en gezonde darmen: dat was wat ze wilde. Ze zorgde daarvoor met, jawel, een poeptransplantatie. Met antibiotica vernietigde ze eerst de slechte maar ook de goede bacteriën in haar darmen, waarna de uitwerpselen van een competitierenner met Prevotella bij haar werden ingebracht. ‘Ik deed het gewoon thuis’, aldus Peterson in The Washington Post. ‘It’s not fun, but it’s pretty basic’.

Resultaat van de poeptransfer: Peterson had naar eigen zeggen meer energie bij het sporten (ze won voor het eerst wedstrijden) en had niet langer last van darmklachten. Ze besloot daarom van start te gaan met The Athlete Microbiome Project en haar onderzoek uit te breiden naar 35 proefpersonen. Van die groep heeft slechts de helft Prevotella, een bacterie die typisch niet voorkomt in Amerikaanse of Europese darmen, maar alle topwielrenners hebben ze wél. Het onderzoek staat nog in zijn kinderschoenen, maar misschien is de wielrennerij, zoals zo vaak, de medische wereld weer te slim af, en is poepdoping in het peloton al een feit. Wat dacht u bijvoorbeeld van het volgende verhaal: tijdens de Ronde van Californië zag een lokale bewoner hoe twee medewerkers van Katusha-Alpecin na de tijdrit rond Big Bear Lake de septische tank van hun ploegbus langs de kant van de weg ledigden. Misschien ben ik te sceptisch, maar waarom moest dat gebeuren net na een tijdrit, die het uiterste van een renner vergt, en waarom net bij een ploeg die vorig jaar nog in opspraak kwam voor dopinggebruik?

Van bloeddoping kenden we de gevaren al. Poepdoping zou weleens het volgende experimentje kunnen zijn van wielrenners die steeds beter willen presteren en daarbij de gezondheidsrisico’s niet schuwen. Peterson geeft zelf toe dat er meer onderzoek moet gebeuren en ze hoopt dat er ooit een Prevotella-pil komt, want een poeptransplantatie die slecht wordt uitgevoerd is niet zonder risico. Maar van bloeddoping kende men ook de gevaren, en toch waren er genoeg renners die zich daar niets van aantrokken. Stel dat er op een dag een poepdopingschandaal aan het licht komt, of er zelfs een poepdopingdode valt, zullen wielerliefhebbers, mezelf incluis, het hoofd schudden – om daarna de televisie weer aan te zetten en te genieten van het spektakel. Want als het wielrennen één poepsimpele regel heeft, dan is het wel deze: zolang de sport bestaat, bestaat het dopinggebruik en heeft het publiek daar schande over geroepen, maar zolang ook de sport bestaat, willen de organisatoren ‘ons’ vermaken met steeds meer spektakel: gevaarlijkere afdalingen; te lange bergritten; fietsen bij bloedhete temperaturen. Het terechte protest van veel renners tegen de aankondiging tijdens de voorbije Giro dat de snelste daler met een geldprijs zou worden beloond, laat zien dat het vooral aan de coureurs zelf is om geen poep in hun hoofd te hebben, en zich met luide stem te verzetten tegen de toenemende spektakeldrang in hun sport. Maar eerlijk is eerlijk: ik vrees dat we van poeptransplantaties voor betere prestaties het laatste nog niet gehoord hebben.